Opdracht 4 Wind



De luchtdruk op aarde is niet overal gelijk.

Hoe hoger je in de atmosfeer komt, hoe lager de luchtdruk.

De lucht wordt ijler.

Maar ook als je op dezelfde hoogte blijft, is de luchtdruk niet steeds hetzelfde.

Verschillen in luchtdruk ontstaan onder andere door temperatuurverschillen

tussen plekken op aarde.
Door de verschillen in luchtdruk ontstaat er wind.

Lucht stroomt van gebieden met een hoge luchtdruk naar gebieden

met een lagere luchtdruk.

Bij een groot verschil in luchtdruk stroomt er veel lucht:

je krijgt wind met een grote windsnelheid.

Gebieden met een lage luchtdruk noem je depressies.

Bij een depressie hoort slecht weer: bewolking, regen en harde wind.

 

Door het meten van onder andere de luchtdruk en temperatuur op diverse plaatsen

kan men het weer voorspellen.